De Terheijdense Zegge- of Binnenpolder is tot omstreeks 1950 een erg waterrijk gebied geweest. Op veel plaatsen was het erg moerassig. Visrijke plassen, uitgeveende putten, groeiden weer dicht. Als men er niet bekend was dan was de Zegge levensgevaarlijk terrein. De weke oppervlakte werd door omwonenden ook wel 'papieren zolderke' genoemd: één verkeerde stap en je kon 'er doorheen gaan!'
Nieuwe turf ontstond daar eigenlijk weer, zoals vele eeuwen geleden, door het afsterven van de vele waterplanten in plassen en sloten, die de bodem bedekten. Op de bodem vormden ze een modderige laag die elk jaar dikker werd. Na verloop van tijd was de plas helemaal dichtgegroeid. Zo'n dikke laag afgestorven plantenresten wordt laagveen genoemd. De turf die op de duur kon worden gestoken was laagveenturf. De middeleeuwse bewoners van de gemeente Terheijden waren naast landbouwer ook turfsteker.
De turfstekers bleven, in het voorjaar en de zomer, een hele week in de polder en werkten van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. In een hutje werd overnacht. Het afvoeren van de turf geschiedde met vletten over gegraven vaarten, meest naar Terheijden, waar de vracht werd overgeladen op grotere schuiten in de Mark.
De Vaartkantsevliet is zo' n oude turfvaart. Een oude benaming daarvoor was: Vletvaart. Maar ook de Ruitersvaart was er zo een en die heette vroeger: Gruitersvaart. En er zijn er nog meer geweest: Kalkvaart (Kalkvliet), Koningsvaart, Oude Wagenbergse Vaart, Nieuwe Moervaart, Grote Levaart, Vlaminks Vaart, Vuchtse Vaart, Steenbergse Vaart.
Het oostelijk deel van het dorp Terheijden is als nieuwbouwwijk vanaf 1967 in meerdere fasen tot stand gekomen. Meer hierover is te lezen in het Vlasselt-boekje '90 jaar Volksbelang' (nr. 125). De wijk is laag gelegen en maakte deel uit van de Zegge- of Binnenpolder. Het gebied dank zijn naam aan de vroeger veel voorkomende rietsoort: zegge. Voordat deze polder rond 1950 ten behoeve van de landbouw werd verbeterd, was het gedurende de wintermaanden meestal een grote waterplas.
De hoofdweg, die door de gehele wijk gaat, heeft de toepasselijke naam Zeggelaan gekregen. Het merendeel van de zijstraten verwijzen naar de natuur van de Zegge, zoals bomen en planten en dieren. Maar ook naar oude benamingen als kooiker, moer, heul, hoef, schouw.
Kooikerstraat: de 'kooiker', ook wel de kooiman genoemd, was de beheerder van de eendenkooi. Al bijna 4 eeuwen is er een eendenkooi in de Zegge, en gedurende een lange tijd waren er twee kooien. Alles over onze eendenkooi(en) staat in De Vlasselt nr. 138.
De Moerstraat: verwijst naar het vroegere karakter van de polder: het was een uitgestrekt 'moergebied'. Een moeras dat in de loop van enkele duizenden jaren was vol gegroeid met veen, waaruit turf werd gewonnen. De zuidoostelijke hoek bij het Munnikenhof werd lang geleden 'Moerbergen' genoemd, waar een Moerstraat lag in 1624. De polder tussen Helkant en Zwaluwe heet 'Oude Moeren'. Tussen Made en Den Hout ligt ook een Moerstraat en in de Lage Vucht heet een polderweg Moerdijkje.
De Heulstraat: in een poldergebied liggen veel vlieten en sloten. Over die waterlopen lagen vonders om overheen te lopen. Waar een weg de vliet kruist was over de vliet een soort brug van hout of een gemetselde boog aangelegd. Deze constructies worden 'heul' genoemd.
Het Hoefplein: rondom de Zeggepolder stonden vroeger vele boerderijen, ook hoeven of hoven genoemd. Enkele daarvan hadden een naam: Hofstad, Munnikenhof en Abtshoef.
De Schouwstraat: doet denken aan een schouw of schoorsteen, maar bedoeld is de schouwvoering. Een gebeurtenis die jaarlijks al eeuwenlang plaats vindt, waarbij het polderbestuur de toestand van de sloten en wat daarbij hoort controleert.
De Botzegge: en die verwijst naar een oude benaming voor (waarschijnlijk) het oostelijk deel van de Zegge bij Den Hout. Deze naam staat vermeld op een getekende landkaart uit 1742.
Johan van der Made.